In de jaren twintig van de vorige eeuw vierde Boogie-Woogie, toen een nieuwe swingende stijl van pianospel hoogtij. De meest bekende vertolkers waren Albert Ammons, Pete Johnson en Meade Lux Lewis. 'Dit is het, dit moet ik ook kunnen', moet de op 9 januari 1939 geboren Rob Hoeke gedacht hebben, toen hij als veertienjarige Ammons werk in een platenwinkel beluisterde. Hij voegde de daad bij de gedachte: in huize Hoeke stond een piano, waarop hij zijn vingers blauw speelde. En met gevolg: in 1957 formeerde Rob zijn eerste band, Rob Hoeke’s Boogie-Woogie Quartet, begeleidingsband van andere artiesten en huisorkest in de Haarlemse Jazzclub. Echt bekend werd het kwartet pas in het begin van de jaren zestig, toen Rob met zijn groep meedeed aan het Loosdrecht Jazzconcours. Weliswaar eindigde het kwartet drie keer op de tweede plaats in de categorie 'oude stijl', maar de derde keer was het raak. In 1963 volgde een platencontract met Phonogram en een EP (4 nummers) werd uitgebracht, die binnen enkele maanden uitverkocht was. Dat was slechts het begin: gestimuleerd door dit succes, kwam het jaar daarop de eerste en goed verkochte LP 'Boogie Hoogie' uit. Tijdens een verblijf in Zweden leerde Rob een nieuwe liefde kennen: de mondharmonica, een instrument, dat hij binnen enkele maanden leerde bespelen. Dit viel samen met een belangrijke verschuiving binnen zijn muzikale voorkeur: gegrepen door de muziek van groepen als Rolling Stones, Animals en Manfred Mann richtte Rob zich steeds meer op rhythm en blues. De groep heette vanaf toen de Rob Hoeke Rhythm en Bluesgroep. Deze verandering sloeg aan : in zomer 1966 bereikte Margio – een rechttoe rechtaan nummer met een snerpende mondharmonica- de vijftiende plaats in de nationale Top-40. Kort daarop verscheen de LP : 'Save our souls'. Deze plaat bevatte deels vocale rhythm en blues-nummers als ook instrumentale boogie nummers. De sound van de band bij zaaloptredens veranderde enigszins : langzaam maar zeker werden nummers wat rauwer. De jaren daarna lieten een Rob Hoeke groep zien, die muzikaal op 2 sporen bleef opereren. Enerzijds –vooral bij zaaloptredens- ruige vocale rhythm en blues, anderzijds op de plaat 'back to basics' boogie-woogie. Toch zou Rob uiteindelijk de grootste hit van zijn loopbaan scoren met een instrumentaal nummer:' Down South (part 1,2)', dat in het voorjaar van 1970 de achtste plaats in de hitlijsten bereikte. Daarmee was Robs terugkeer naar z’n roots een feit : de albums die tot medio jaren zeventig volgden, waren alle instrumentaal. Achtereenvolgens verschenen 'Racing the boogie' (geïnspireerd op Robs voorliefde voor race-auto’s), 'Four hands up', (een boogie-woogie battle met collega pianist Hein van der Gaag), 'Full Speed' (met ruimtevaart centraal), 'Rockin the boogie',(met allerlei rockers van weleer in een eigen boogie-woogie jasje). In 1974 leek het even gedaan met Robs carriere: bij een poging zijn auto te repareren verloor hij twee vingers van z’n linkerhand. Hoewel een terugkeer op het podium niet werd verwacht toonde Hoeke een ongekende veerkracht. 'Ook al ben ik niet meer zo bij de pinken, de piano is voor mij de beste revalidatie', grapte hij bij zijn comeback tegen de pers. Opnieuw met Hein van der Gaag dook Rob de studio weer in met als resultaat de LP 'Fingerprints' (een titel, die Rob had bedacht). Dat Rob ook wel muziek buiten boogie-woogie kon maken, bleek twee jaren later. Samen met Animals organist/pianist Alan Price maakte hij het album 'Two of a kind'. Een plaat, die in tegenstelling tot Robs eerdere werk - een mix was van blues, rock en roll en gospel. Vlak voor het uitkomen van dit album gaven beide pianisten een voorproefje in het tv-programma 'Voor de vuist weg' van Willem Duys. Maar Robs 'core-buisiness' was boogie-woogie en dat zou gedurende de jaren tachtig en negentig zo blijven. Er volgden nog een aantal instrumentale albums, waaronder twee solo LPs.
Eind 1985 formeerde hij opnieuw een band, die als de Rob Hoeke Boogie en Bluesband in binnen- en buitenland optrad. Behalve tournees door België en Duitsland reisde de groep zelfs naar het Verre Oosten, de Verenigde Staten en Canada. Ondertussen bleef Robs populariteit in eigen land hoog: in 1992 ontving hij in Groningen de 'Swinging Jazz Award', een publieksprijs voor de meest swingende groep op de Nederlandse Jazz- en Bluesfestivals. Samenspelen met andere pianisten ging Hoeke goed af en dat kreeg in 1996 nog eens echt gestalte met de 'Grand Piano Boogie Train', die in het hele land volle zalen trok. Samen met de pianisten Jaap Dekker en Rob Agerbeek en begeleid door bas, drums en zang werd deze theaterproduktie een enorm succes. De tournee werd onderstreept met de cd 'Boogie on the move'. Toen hem de vraag werd gesteld of hij ooit zou stoppen, antwoordde Rob : 'Nee, wellicht speel ik tot ik er bij neerval'. Een uitspraak, die niet veel later inderdaad zou uitkomen. Medio 1999 bleek hij aan maagkanker te lijden. Nog eenmaal eind augustus vlamde Rob bij een weergaloos afscheidsconcert in cafe 'Langs De Lijn'in Bussum. Daarbij was de top van de Nederlandse bluesscene aanwezig en ontving hij uit handen van Ruud Vreeman, burgemeester van Zaanstad, de cultuurprijs van die stad.
Op 6 november 1999 is Rob Hoeke in zijn woonplaats Krommenie overleden. Daarmee was een eind gekomen aan de loopbaan van een van de beste boogie- en bluespianisten, die Nederland ooit heeft voortgebracht.